Join usDonate

Questions about HCHWA-DContact us via

06-22062560zorgloket@hchwa-d.nl

Ongoing research

DCAA research

Research into the Katwijk disease is being conducted in Perth as well as in Leiden (NL), Nijmegen (NL) and Boston (USA). Studies focus on learning more about the disease in order to find a treatment (like family tree research and TRACK DCAA) as well finding a treatment itself (like BATMAN and Clear-Brain!). The main focus of all studies is to learn more about how protein accumulates in the brain, how this can be measured and how to tackle it properly and safely.

Who can participate differs for each study. It depends on age, whether you are a gene carrier or have a 50% chance, on your disease trajectory and in what parts of the study you do or do not want to participate. Here you will find an overview of the ongoing studies into DCAA. Only TRACK DCAA runs in Perth. Participation in this study is greatly appreciated, since it will help get a trial to Perth.

cAPPricorn-1 (medicijnonderzoek)

Het medicijnonderzoek cAPPricorn-1 is een medicijnonderzoek van Alnylam. Het is eerste medicijnonderzoek naar een therapie die de Katwijkse ziekte mogelijk afremt, en dus een mijlpaal in het onderzoek naar de ziekte. Mede met dank aan iedereen die tot nu toe aan onderzoek heeft meegedaan!

Mensen uit families met de Katwijkse ziekte die weten dat ze gendrager zijn, kunnen meedoen aan dit onderzoek. Binnen het cAPPricorn-1 onderzoek wordt de veiligheid en de werkzaamheid van Mivalsiran onderzocht, een RNA therapie. 

Deze therapie remt mogelijk de productie van APP af, dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van het giftige amyloïd beta, dat de Katwijkse ziekte veroorzaakt. Het onderzoek waar mensen met de Katwijkse ziekte aan mee kunnen doen, is een fase II onderzoek. Hier vindt u een nieuwsbrief waarin alles staat uitgelegd over het middel en wat een fase II inhoudt. In deze nieuwsbrief vindt u ook praktische informatie over het onderzoek, zoals keuzes gemaakt in het protocol en hoe het onderzoek eruit ziet.  De helft van de deelnemers krijgt Mivelsiran, de andere helft krijgt een placebo. In bovenstaande nieuwsbrief staat uitgelegd waarom.

cAPPricorn-1 loopt 2 jaar en wanneer iemand ervoor kiest mee te doen aan de open label extension (uitleg in de nieuwsbrief), een extra 18 maanden. U kunt vanaf 30 jaar deelnemen. Er is geen maximum leeftijd, maar wel een grens aan hoe ver de ziekte gevorderd mag zijn om mee te kunnen doen. Er zijn nog een aantal andere criteria om mee te kunnen doen, zoals o.a. BMI, zwangerschap en testen hoe goed uw lichaam een medicijn kan verdragen. Daarom wordt er voor u mee mag doen, een screening gedaan, waaruit moet blijken of u wel of niet geschikt bent om  deel te nemen. Deze screening wordt gedaan door het onderzoeksteam in het LUMC.

Wanneer u deel kunt nemen, wordt u gevraagd elke drie maanden naar het ziekenhuis te komen. De meeste bezoeken duren een halve dag of een hele dag. Tijdens sommige bezoeken krijg u het middel via een lumbaalpunctie toegediend, andere bezoeken zijn om te onderzoeken of het middel veilig door uw lichaam opgenomen wordt en of er effecten te zien zijn op o.a. MRI. 

Via deze link  vindt u een opname van de presentatie van neuroloog Ellis van Etten over hoe meedoen aan het onderzoek er in de praktijk uitziet, opgenomen tijdens de informatie dag op 17 mei 2025 in het LUMC. Via deze link  vindt u de presentatie van Sanne van Rijn van de Vereniging DCAA over welke keuzes zijn gemaakt in het protocol en welke keuzes u over na moet denken als u mee wilt doen.

Wanneer u interesse hebt om mee te doen aan het onderzoek, kunt u een mail sturen naar cappricornonderzoek_neur@lumc.nl. Er kunnen in totaal 48 mensen mee doen. Mensen die eerder hebben meegedaan aan bijvoorbeeld AURORA en TRACK DCAA krijgen voorrang.

Bionic, CAFE and SCALA

At the Radboud UMC in Nijmegen, Prof. Marcel Verbeek, with various (inter)national partners, conducts research into 'measuring' the progress of (Dutchtype) CAA. Because sporadic CAA (contrary to Dutchtype CAA that can be diagnosed with a DNA test) is not easy to diagnose, it is being investigated whether so-called 'biomarkers' can be found for the disease can be found in the cerebrospinal fluid and blood. These are 'alarm substances' that – for example – signal the toxic protein amyloid-beta in the cerebrospinal fluid. This helps to better diagnose non-hereditary CAA in the future, but the biomarkers are also of interest to Dutchtype CAA family members.

Biomarkers in the cerebrospinal fluid can help to monitor the Katwijk disease at a younger age (from +/- 25 years), while at that point in time no abnormalities can be seen on an MRI in gene carriers. This helps to find a suitable treatment in the future, because in drug research you want to know whether a drug does what you hope it does: slow down or stop the disease at an early age. There are suitable methods for searching for protein in spinal fluid, but just as, for example, MRI techniques, are getting better, so are the methods for analysing biomarkers. This is part of the BIONIC, CAFE and SCALA studies at Radboud UMC in Nijmegen.

You can read more about it on the website of the Radboud UMC:  https://www.radboudumc.nl/en/ongoing-studies/bionic-cafe-scala.

BATMAN

The study BATMAN is designed to investigate whether the antibiotic minocycline has a positive effect on inflammation in the brain, which is a known effect of Dutchtype and sporadic CAA. The most important outcome measure for study is the inflammatory factors in the cerebrospinal fluid, which is collected by means of an epidural. For now, disease outcome measures (like cognitive test) are not part of the study.

To investigate whether minocycline works, a blinded placebo controlled drug study is done. Half of the participants receive minocycline, the other half placebo. A lottery determines who receives what. Both the participant and the researcher do not know which group they are in. The minocycline (or placebo) is taken 2 times a day for 3 months in tablets with a dosage of 100 mg.

BATMAN started in the LUMC December 2020. There are no public results of the study yet.

Pedigree research

We do not know exactly how many gene carriers and risk carriers (50% chance) of DCAA there are. To get a better picture of this, the research team in Leiden collects data from DCAA family members in the Netherlands, by means of pedigree research. It is possible for everyone who comes from a family with the Katwijk disease to participate.

In addition to the number of possible gene carriers of the Katwijk disease, information is collected about factors such as smoking and high blood pressure, as this may provide more clarity about why the course of the Katwijk disease is so different between gene carriers.

The results of the pedigree research increase the knowledge about DCAA. We hope that this will contribute to the treatment of the Katwijk disease in the future.

CARE

In the CARE study (Leiden) participants complete four questionnaires to help examine how people with the Katwijkse Disease or sporadic CAA experience their quality of life and how often mood problems occur. We hope studying this will lead to new insights that will help improve care. The team at the LUMC also hopes to gain more insight into problems that people experience in daily life, especially to gain insight in previously unknown burden. The CARE study started in 2021 and the last questionnaires were completed at the end of 2022. The team is finalizing the dataset and checking for entry errors. When that is completed, the analysis will start.

Clear-Brain!

With a grant from the Dutch Brain Foundation, the Leiden team will investigate whether the removal of harmful proteins from the brain can be improved. Previous research has shown that the brain has a 'waste system' that influences the removal of the toxic protein amyloid beta from the brain. The idea is that stimulating this waste system reduces the risk of cerebral haemorrhage. They will try to achieve this in two ways: by stimulating deep sleep and by activating a certain nerve.

In one group of patients, sleep will be stimulated with GHB, a drug that works very well for people with narcolepsy. Another group is given a device that they place on their neck for a few minutes three times a day. This gives small electrical impulses that travel to the brain via a certain nerve (the 'nervus vagus'). A third group of patients receive both treatments.

Recently developed special MRI scanning techniques will be used to check whether the cleaning system is actually stimulated. The cerebrospinal fluid of participants is also examined for secretion of harmful proteins. The LUMC expects to start the research in the spring of 2023.

Preklinisch onderzoek

Naast de onderzoeken in levende mensen, lopen er ook onderzoeken naar DCAA met gedoneerde hersenen en met muizen. Dit heet preklinisch onderzoek en vindt plaats in de laboratoria in het LUMC, en in labs waar het LUMC mee samenwerkt, zoals in Boston (USA) en Edinburgh (Schotland).

Onderzoek met gedoneerd hersenweefsel

Onderzoekers zijn dankbaar voor mensen die ervoor kiezen hun hersenen te doneren na overlijden. Het hersenweefsel wordt namelijk gebruikt voor belangrijk onderzoek in het lab. Daar worden o.a. MRI-scans gedaan, waarmee wordt gekeken welke afwijkingen gevonden kunnen worden. Daarna kan met een microscoop ingezoomd worden om verder te onderzoeken wat de oorzaak van de afwijking kan zijn.

Deze onderzoeken leveren belangrijke informatie op over wat er in levende hersenen gebeurt, en zijn daarom belangrijk voor de behandeling van D-CAA in de praktijk in het ziekenhuis. Zo is bijvoorbeeld één van de resultaten van preklinisch onderzoek dat er vooral bloedingen gevonden worden in vaten waar géén amyloïd-beta (het giftige eiwit) meer om heen zit. Dat lijkt er op te wijzen dat de ontsteking die amyloïd-beta verwijdert, een belangrijke rol kan spelen bij het ontstaan van hersenbloedingen.

Muisonderzoek

Daarnaast zijn er muizen “gekweekt” die CAA hebben zodat ze net als mensen amyloïd-beta ophopingen ontwikkelen in de kleine bloedvaten van de hersenen. Muisonderzoek is belangrijk, omdat hun hersenen op die van mensen lijken en hersenonderzoek op muizen veel meer beschikbaar is dan bij mensen. Daarnaast kunnen de hersenen van muizen ook worden gebruikt voor methoden die nog in de experimentfase zijn en waarvan we nog niet weten of ze veilig zijn voor mensen. Door muizenonderzoek kunnen onderzoekers de gevolgen van D-CAA ook in meer detail onderzoeken dan in patiënten.

Er worden in het lab dezelfde MRI metingen gedaan op de muizenhersenen, als bij mensen.  Na de MRI wordt het brein van een muis onder de microscoop bekeken, en wordt o.a. gekeken of de hoeveelheid CAA die gevonden wordt onder de microscoop, samenhangt met wat op de MRI wordt gezien. Zo worden manieren om de voortgang van CAA in het levende brein te meten, onderzocht.

2-photon-microscopie

In het lab wordt ook een speciale vorm van microscopie gebruikt: 2-photon-micorscopie. Daarmee kunnen bloedvaten één voor één goed in beeld worden gebracht, zelfs in een levende muis. Met deze methode kan worden gemeten of een bloedvat normaal functioneert en of het bijvoorbeeld nog kan uitzetten en krimpen bij muizen met CAA.

Medicijnonderzoek in muizen

Als laatste worden nieuwe medicijnen ook getest in muizen, om te meten of die medicijnen amyloïd-beta ophoping kunnen voorkomen en/of de bloedvaten met amyloïd-beta ophoping langer gezond kunnen blijven.